Wie naar zijn navel staart, mist het zicht op de toekomst. Als het niet meezit, ben je geneigd gebukt door het leven te gaan. De blik gericht op de grond. Een nat najaar, een nat voorjaar, aanhoudende onzekerheid over wet- en regelgeving; ga er maar aan staan. Juist onder dergelijke omstandigheden kun je kracht en steun putten uit contact met collega-ondernemers. Gedeelde smart is halve smart. Maar wat schieten we op met onderling klagen?
Als gevolg van de overvloedige regenval bleven de groenteschappen in de supermarkten regelmatig leeg of maar matig gevuld. Telkens blijkt hoe kwetsbaar ons voedselsysteem is. Voedsel moet veilig zijn, onbetwist, maar het begint met voldoende aanbod: voedselzekerheid. Dat vraagt om een sterker pleidooi voor de voedselmakers van Nederland.
Tot 2015 vervulden de productschappen een belangrijke publieke rol om de relevantie van voedselmakers te delen met het Nederlandse publiek. De productschappen waren publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties voor de landbouw, tuinbouw en visserij. De functies omvatten onder andere het bevorderen van productkwaliteit, het verzamelen van statistieken, het uitvoeren van onderzoek en niet in de laatste plaats: promotieactiviteiten.
Na het opheffen van de productschappen – de vrije markt moest zijn werk doen aldus de geldende politieke moraal – namen branche- en producentenorganisaties hun rol over. Althans, dat doen ze voor alle taken, behalve pijnlijk genoeg de promotieactiviteiten. Natuurlijk wordt er volop gecommuniceerd door de branche- en producentenorganisaties met de leden en beleidsmakers. Zichtbaarheid in de media, bij het grote publiek, blijft achterwege. Daarmee neemt de Nederlandse burger geen kennis van de talrijke voedselinnovaties die er, in tegenwil van dominante profetische stemmen in de mainstreammedia, op het platteland te vinden zijn. Dit resulteert in een scheefgroei in beeldvorming, temeer daar het effect van lobbyen – nog steeds het speerpunt van veel branche- en producentenorganisaties – door de vele partijen die aan de overlegtafel van de overheid een plekje opeisen afneemt.
De kloof tussen stad en platteland is voor een groot deel terug te voeren op dit gebrek aan zichtbaarheid van het platteland: online en in de publieke media. Daarmee missen branche- en producentenorganisaties als LTO, NMV, NAV, BO Akkerbouw, Artemis, Nevedi, Fedecom, Croplife, ZuivelNL, Cumela, KAVB, KNJV, Nepluvi, NSFO, Plantum, SBK, Glastuinbouw Nederland en COV een grote kans op goodwill voor de activiteiten en innovaties van haar leden. Dit is niet enkel een gemiste kans bij de Nederlandse burger, maar ook bij haar eigen achterban.
Door de inzet van prikkelende tafelgesprekken tussen ‘stad’ en ‘platteland’ met prominente zichtbaarheid in publieke, online media wordt kennis uitgewisseld. Kennisoverdracht leidt tot begrip, begrip tot waardering en een licentie voor voedselmakers om voedselzekerheid in Nederland te borgen. In documentaires worden maatschappelijke vraagstukken aan de hand van voedselinnovaties van het platteland én uit de stad aangesneden; opnieuw resulterend in meer draagvlak voor voedselzekerheid.
Dit is hét moment om negativiteit en klagen om te zetten in positiviteit en zichtbaarheid. Voor iedere branche- en producentenorganisatie ligt hier een publieke taak: voor besturen om draagvlak te krijgen bij haar leden, voor leden om financieel bij te dragen om publiekscampagnes mogelijk te maken.
Nederland is een prachtig land om in te wonen, werken en leven; een land waar we met recht trots op kunnen zijn als we het elkaar ook laten zien. Kop omhoog!