Hoeveel bullshitbanen kent de agro- en foodsector?

Bullshitbaan_In het pak genaaid

De term bullshitbanen komt van de Amerikaanse antropoloog en schrijver David Graeber. Hij beschrijft banen die volgens hem eigenlijk zinloos zijn, waarbij werknemers zelf vaak het gevoel hebben dat hun werk geen echte waarde toevoegt aan de maatschappij.

Volgens Graeber kent de moderne arbeidsmarkt veel functies die weinig tot geen sociale waarde hebben, maar die blijven bestaan vanwege de structuur van de economie en de wens om mensen bezig te houden. Hij noemt deze functies bullshitbanen en betoogt dat veel mensen die zulke banen hebben zich bewust zijn van de nutteloosheid ervan, wat kan leiden tot gevoelens van frustratie en zinloosheid. Voorbeelden zijn administratieve en managementfuncties en banen die alleen bestaan om anderen te ondersteunen en te controleren, zonder zelf waarde te creëren.

Dat de Nederlandse economie eveneens is vergeven van ‘bullshitbanen’ moge duidelijk zijn. Schrijver Rutger Bregman anticipeerde hier handig op met zijn boek ‘Morele ambitie’, waarin hij mensen met bullshitbanen oproept hun baan op te zeggen en hun carrière te wijden aan de beste oplossingen voor de grootste wereldproblemen.

Hoogdravende woorden, zeker bezien vanuit een gezinssituatie met een hypotheek, schoolgaande kinderen en oplopende kosten voor energie en boodschappen. Toch is de gedachte interessant. In het onderwijs is de schil rondom de leraren enorm uitgedijd met onderwijsexperts, bestuurders, pedagogen, advies- en onderzoeksbureaus. Mensen die leraren vertellen hoe ze hun werk moeten doen. Markant is dat velen van hen een onderwijsbevoegdheid hebben, waarmee in één klap het lerarentekort opgelost kan worden en de achterstand, die onze kinderen op lees-, schrijf en rekenvaardigheid hebben, kan worden ingehaald.  

Eenzelfde situatie doet zich voor in de land- en tuinbouw, waarbij iedere boer, tuinder of visser goed is voor tien gerelateerde banen. Deze kunnen, in tegenstelling tot het onderwijs, niet allemaal boer worden. Het nut van mechanisatiebedrijven, loonwerkers, toeleveranciers en verwerkers staat natuurlijk buiten kijf. Als we deze beroepsgroepen buiten beschouwing laten, blijft er een stevige hoeveelheid banen over van hen die feilloos weten wat de boer, tuinder of visser wordt geacht te doen. Opnieuw mag de vraag gesteld worden wat deze banen werkelijk toevoegen aan de Nederlandse (voedsel)transitie? Veel geld dat bestemd is voor nieuwe verdienmodellen voor boeren, tuinders en vissers blijft nu aan de strijkstok hangen in banen, die louter belang hebben bij het in standhouden van de status quo en de transitie vertragen of in de weg staan.

Boeren, tuinders en vissers willen veranderen. De voorbeelden zijn legio. Wees trots en laat het elkaar zien: communiceer. Zorg ervoor dat het transitiefonds landt bij deze primaire beroepen, die als ondernemers bereid zijn risico’s te nemen.

En de bullshitbanen? Die kunnen zich, al dan niet betaald, verdienstelijk maken bij het bestrijden van ziekten en plagen, het herinrichten en onderhouden van het landschap en het vervullen van zorg- en recreatietaken op het platteland. Wie de schoen past, trekke hem aan. Daar knapt niet alleen je humeur, maar heel Nederland van op.

N.B. Voor de aasgieren: de schrijver van deze column werkt geheel belangeloos.

AI-generated image by Freepik

Deel dit bericht: