
Hoe worden we wereldkampioen water vasthouden?
René Didde steekt van wal met een hoopvolle statistiek: ‘In Nederland valt jaarlijks 850 mm regenwater, terwijl we voor onze behoeften vanuit de industrie, landbouw en huishoudens gemiddeld 550 mm nodig hebben. Er is dus jaarrond een overvloed aan regenwater. Het probleem is echter dat de meeste regen in de herfst en wintermaanden valt, terwijl we het dan minder nodig hebben. In de zomer kampen we juist vaker met een tekort.’ Het inspireerde Didde tot het schrijven van het boek ‘Nederland Droogteland’, een bewuste paradox met het wereldwijde imago van Nederland als waterland.
‘Decennialang was het streven regenwater zo snel mogelijk af te voeren beleidsbepalend. Menigeen heeft nog de extreem hoge waterstanden in de Maas, Rijn, Waal en IJssel in 1995 in het geheugen. Duizenden mensen in o.a. Roermond, Venlo en Well werden geëvacueerd vanwege dreigende dijkdoorbraken langs Maas en Julianakanaal. Ook in Rivierenland bij Tiel moesten mensen hun huis uit. De historische watersnoodramp in 1953 leidde tot de realisatie van de Deltawerken. De angst voor een overvloed aan water is diepgeworteld. Didde pleit voor radicaal omdenken over water.’
Ruimte voor de rivieren 2.0
Didde: ‘In plaats van het vermijden van wateroverlast en het borgen van waterveiligheid gaat de aandacht nu ook uit naar het voorkomen van watertekorten. As we speak, is het aan de gang. De waterstand in de rivieren is laag voor de tijd van het jaar. Voor onze zoetwatervoorziening is het cruciaal hoe het water dat vanaf Lobith ons land binnenkomt via de stuw bij Driel wordt verdeeld over de rivieren. De Waal is ingebed in kribben, waardoor het water minder gemakkelijk de zachte kanten bereikt. Het gevolg is dat de Waal haar honger naar zand- en kleideeltjes enkel via de bodem kan stillen. Dit klinkt gunstig voor de scheepvaart, maar doordat harde structuren niet slijten, blijft de diepgang beperkt. De IJssel is veel minder geërodeerd. De IJssel komt hierdoor steeds hoger te liggen. En je weet: water stroomt niet omhoog. Hiermee komt de zoetwatervoorziening vanuit het IJsselmeer en daarmee voor geheel Noord-Nederland, incl. Noord-Holland in gevaar. Een andere consequentie van verdroging is dat woningen en infrastructurele werken, met name in West-Nederland, verzakken. Globale berekeningen laten een kostenpost van 50 miljard tot 2050 zien als we hier geen maatregelen tegen treffen.’
Ruimtelijke ordening 2.0
‘Boeren weten als geen ander hoe cruciaal waterbeheer is. Generaties lang passen ze hun bouw- en teeltplan aan aan de beschikbaarheid van water. Lage gronden zijn natter en lenen zich in de regel niet voor akkerbouw. Kijk maar naar het veenweidegebied en het Groene Hart dat wordt gedomineerd door weilanden zover het oog strekt. Iedere boer kent op zijn gronden percelen waar gewassen minder floreren. Hoe voor de hand liggend is het om deze percelen uit productie te nemen en te benutten voor waterberging of voor teelten die goed met nattigheid kunnen omgaan? Boeren dienen hiervoor een reële vergoeding te krijgen. Voldoende waterberging is voor iedereen, voor iedere burger, relevant. Boeren en landgoedeigenaren beheren 54 procent van de gronden in Nederland. Het is logisch dat we bij hen uitkomen om de ruimtelijke ordening te herschikken. Dit vergt een samenspel van overheid, drinkwaterbedrijf Vitens, waterschappen, boeren, landgoedeigenaren én burgers.’
Smeltende gletsjers
Didde: ‘Iedereen dient zich te realiseren dat zoet water niet vanzelfsprekend is. De gemiddelde temperatuur in Nederland is sinds 1900 met ruim 2 graden gestegen. Deze stijging ligt in Europa boven het wereldwijde gemiddelde, dat rond de 1,2 tot 1,3 graden ligt sinds het pre-industriële tijdperk. Als gevolg hiervan smelten de gletsjers in de Alpen en worden we voor zoet water steeds afhankelijker van regenwater. De laatste jaren kenmerken zich door droge zomers. En als er regen valt, komt dit met bakken uit de lucht vallen. Onze waterhuishouding is erop gericht dit water zo snel mogelijk af te voeren. Waar onze veiligheid in het geding is, is dit terecht. Er zijn echter prima opties om dit kostbare zoete water vast te houden voordat we het lozen in de Noordzee. We kunnen wereldkampioen water vasthouden worden.’
Menukaart
Dit omdenken vergt visie en moed om groter te durven denken. Volgens Didde gaat dit verder dan het aanleggen van een kikkerpoel of een plas-dras. In zijn boek Nederland Droogteland gebruikt Didde de term ‘menukaart voor de boer’ als metafoor voor maatwerkoplossingen die boeren kunnen kiezen om beter om te gaan met droogte en het veranderende waterbeheer. Didde pleit ervoor dat boeren niet één standaardoplossing hanteren, maar juist een reeks maatregelen kunnen kiezen – als van een menukaart – die passen bij hun grondsoort (bijv. zand, klei, veen), aansluiten bij het landschap (hoog of laaggelegen) én bij hun bedrijfsvoering (intensief vs. natuurinclusief).
Didde somt moeiteloos de gerechten op: ‘Draineren anders afstellen zodat water langer vastgehouden wordt. Het verhogen van het slootpeil in natte gebieden. Overstappen op andere gewassen die beter tegen droogte kunnen of in lager gelegen percelen meer natte teelten. Aanleg van waterbergende greppels of wadi’s. Omschakelen naar extensievere landbouw met minder waterdruk. Boeren zijn nu vaak afhankelijk van centrale waterafvoer en -aanvoer, terwijl lokaal vasthouden steeds urgenter wordt. Door boeren menukeuzes te geven, ontstaat meer draagvlak en effectiviteit. Overheid en waterschappen moeten die keuzemogelijkheden aanbieden, ondersteunen én belonen. Wetenschappelijke instellingen zoals Wageningen University & Research moet helpen om dergelijke menukaarten op te stellen. Het onderzoek ernaar moet worden gefinancierd door Rabobank en Friesland Campina. Zij zijn schatplichtig want ze verdienden (en verdienen) nog veel aan de boeren. Een andere optie is het benutten van extra watercapaciteit van kanalen in Nederland die niet worden bevaren. Dit omvat 4.500 van het totaal aan 6.500 kilometer aan kanalen. Daar kun je zo een halve meter op zetten.’
300.000 extra woningen
‘Het hoofdgerecht van boeren blijft de productie van voedsel, zij het met minder dieren en minder hoogproductieve gewassen. Compensatie vindt plaats door middel van bijgerechten in de vorm van een beloning voor groene én blauwe diensten op laaggelegen gronden. Melkveehouders kunnen een melkrobot de deur uit doen. Ze hoeven minder voedergewassen te telen en krachtvoer te kopen. De laagste percelen zijn geschikt voor natte teelten, zoals hennep, vlas en lisdodde. Hennep en vlas zijn perfecte grondstoffen voor vezels geschikt voor biobased bouwen. Het drogen van vlas kan prima in de vrijkomende ruimte in de stallen plaatsvinden. Een andere optie is elzenhout; lichtgewicht hout dat prima in de woningbouw kan worden toegepast. Nederland staat vol met portiekflats met drie of vier verdiepingen. Een extra verdieping met elzen en vezelplaten is prima mogelijk op de bestaande funderingen. Berekeningen lijken aan te tonen dat je hiermee relatief eenvoudig tot 300.000 woningen kunt bouwen. Hiermee worden integraal de woningbouw-, stikstof-, biodiversiteit- en ruimtelijke ordening-transitie vlot getrokken. Het is in ieder geval een goed begin.’
Wie is er aan zet?
Didde betreurt dat uitvoering van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) geen doorgang vond. ‘Het programma beschrijft een integrale aanpak in samenspraak met landelijke, provinciale en gemeentelijke overheden. Spijtig genoeg bleek het draagvlak bij boerenorganisaties en haar achterban ontoereikend. We hebben alle boeren juist nodig om de transitie op meerdere terreinen te maken; niet in de laatste plaats als het gaat om het vasthouden van water. Dus niet zozeer geld steken in het stoppen van boeren, maar ánders boeren. Het merendeel van de boeren, het stille midden, heeft dat donders goed in de gaten en wil liever vandaag dan morgen aan de slag. Dat betekent niet beleefd applaudisseren en nog meer rapporten, maar simpelweg boter bij de vis om de bijgerechten die de boer qua groene en blauwe diensten faciliteert te betalen.’
‘Burgers ervaren voldoende en schoon water als vanzelfsprekend, terwijl dit allesbehalve vanzelfsprekend is. Dit rechtvaardigt een significante prijsverhoging, waarmee voor een deel boeren en landgoedeigenaren worden gecompenseerd voor hetgeen ze aan voedselproductie inleveren. Met onder andere Vitens als nutsbedrijf heeft de overheid de sleutel in handen. Kijk bijvoorbeeld naar België en Denemarken waar ze een prijsstaffeling voor water hanteren. Afhankelijk van je huishouding heb je recht op een bepaalde hoeveelheid, laaggeprijsd water. Hogere consumptie wordt zwaarder belast. Bijkomend voordeel is dat burgers bewuster met water omgaan en waterverspilling wordt vermeden. Kijk over landsgrenzen. Ook in Duitsland is, vanwege de rotsachtige ondergrond, veel potentie voor zoetwaterbekkens.’
Didde is ongedurig. Naast zijn boek geeft hij tal van lezingen in het land en zijn artikelen van zijn hand in diverse landelijke media te vinden. Ondanks tal van mooie waterbergingsinitiatieven verspreid door Nederland blijft een echte systeemverandering uit. Hij haalt de woorden van Hein Pieper aan, dijkgraaf van Waterschap Rijn en IJssel: ‘Je hebt een wortel en een stok nodig om het vee in beweging te krijgen.’ Didde besluit: ‘Boeren en landgoedeigenaren die structureel ruimte bieden voor waterberging moeten beloond worden. Indien afspraken hierover niet nageleefd worden, zijn sancties onvermijdelijk. Maar laten we alsjeblieft met de wortels beginnen.‘

Auteur René Didde
René Didde schrijft als freelance wetenschapsjournalist al dertig jaar toonaangevende artikelen over milieu, natuur en klimaat in kranten en tijdschriften als de Volkskrant, Binnenlands Bestuur, Technisch Weekblad en Milieumagazine.
Met zijn verhalen zette hij onderwerpen als plastic soep, kustverdediging, nieuwe natuur en zilte landbouw op de kaart. Al jaren schrijft René als ‘droogtespecialist’ ook over de systematische verdroging van ons land. In Nederland Droogteland trekt hij aan de bel, maar wijst hij ook de weg naar oplossingen.