‘Het is tijd dat ons vak de stap maakt naar echte dialoog met echte mensen, op echte plekken.’

Anne-Mette Andersen (Foto: Corbino)

Anne-Mette Andersen is een bijzondere verschijning in het Nederlandse architectuurlandschap. ‘Half Deens, half Nederlands’, zo voelt ze zich als geborene in het Deense Kolding, maar inmiddels al ruim 30 jaar woonachtig en werkzaam in Utrecht. Denemarken heeft haar gevormd. Opgedane lessen past ze dagelijks toe in de Nederlandse praktijk vanuit AM Landskab, sinds 2012 haar adviesbureau voor de natuurinclusieve, stedelijke omgeving. Daarvoor werkte Andersen bij gerenommeerde adviesbureaus als H+N+S, Palmbout Urban Landscapes en tlu landschapsarchitecten. Gedurende 10 jaar was ze regelmatig gastdocent ‘projectontwerper’ bij de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht.

De aanpak van Andersen wijkt wezenlijk af van die van Nederlandse ontwerpers van de fysieke leefomgeving. Frequent verbaast ze zich over uitspraken van stedenbouwkundigen als “Ik ga echt niet met de boeren praten”, “Mensen hoeven niet te participeren, dus als ze niet komen, ook goed” en “Wij tekenen als ontwerpers altijd over andermans grond heen”.   

‘Ik ga echt niet met boeren praten’

Andersen: ‘Deze opmerkingen stroken in geen enkel opzicht met mijn manier van werken. Bij een van mijn vorige werkgevers belandde menig rapport in de la. Ze scoorden allemaal een tien met een griffel qua ontwerp, maar uitvoering van de plannen kwam te vaak niet van de grond. Doodzonde natuurlijk van alle tijd, energie en kosten. Naast ontwerp is de juiste strategie en participatie van alle betrokkenen een voorwaarde. Vooral op het laatste onderdeel gaat het in de praktijk vaak mis. Het is makkelijker gezegd dan gedaan, je écht inleven in een ander mens of een andere situatie. Maar geen nood, inleven kun je leren. Inleven vormt de basis van co-creatie en dat is precies de sleutel tot succes in participatietrajecten.’

Het AM Landskab Zandlopermodel: strategie, participatie en ontwerp zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Iedereen is gelijk

‘Mijn Deense roots hebben me geleerd dat iedereen gelijk is. Iedereen heeft recht van spreken. Dat begint al op de basisscholen. Van 6 tot 16 jaar zit iedereen, alle buurtkinderen, op één en dezelfde school. Er is geen schoolkeuzemogelijkheid op basis van overtuiging of religie. Dit brengt een grote saamhorigheid met zich mee, waarbij ogenschijnlijk onoverbrugbare verschillen worden geëffend en kloven worden gedicht. Ik geef toe: het brengt niet louter voordelen met zich mee. Zo’n lange periode binnen één gemeenschap kan ook beklemmend zijn. Bovenal leert het Deense model dat je onder alle omstandigheden rekening met elkaar houdt.’

‘Sinds 1974 is een omgevingsvisie voor gemeenten in Denemarken verplicht. Deze visie wordt iedere 4 jaar geactualiseerd. Het sociale en fysieke domein zitten samen aan tafel. Wat is de sociale samenstelling van de bevolking? Wat is de problematiek? Wat gaat goed? Wat zijn de verwachtingen? Waar wil de gemeente naar toe? Als deze vragen toereikend zijn beantwoord, volgt de vraag: Hoe kunnen we deze sociale ambities realiseren binnen de gemeentegrenzen? Een volstrekt logische aanpak, waarbij kennis uit het sociale domein – veel kennis is vastgelegd in gemeenschappelijke data over gezondheid, gezinssamenstelling, inkomen – wordt gekoppeld aan de fysieke ruimte: een gedragen plan. Hierbij integreren individuele en publieke belangen, zonder Raad van State uitspraken die alle vergunningen blokkeren. In Nederland zijn omgevingsvisies pas sinds kort geïntroduceerd en op 1 januari 2027 een verplichting.’

Een logische vraag is waarom deze integraliteit in Nederland zo moeizaam van de grond komt bij nieuwe ontwikkelingen, zoals woningbouw. Andersen: ‘Ik krijg als antwoord dat er al zoveel problemen op het bordje van de gemeente en de projectontwikkelaars liggen: klimaatadaptatie, biodiversiteit, netcongestie, betaalbaarheid. Nederland is compleet verkokerd: iedereen bakent zijn eigen loketje af. We ontmoeten elkaar niet meer aan tafel. Maar er is ook hoop. Gemeente Terneuzen en GGD Zeeland zijn bereid mijn ‘Deense aanpak’ te volgen in een pilot voor de binnenstad. Het sociale en fysieke domein gaan in nauwe samenwerking met elkaar werken aan de herpositionering van de binnenstad, de openbare ruimte-inrichting en de volkshuisvestingsopgave.

Angst regeert

Andersen: ‘Gemeenten en provincies zijn bang om met boeren te praten. Raadsleden kennen veel inwoners en gaan problemen liever uit de weg. Ze zijn bang om de verkeerde woorden te gebruiken en koesteren de lieve vrede. Als er een grote woningnood is, is het onvermijdelijk dat dit gaat landen op de boerengronden. Het heeft dan geen zin om de kop in het zand te steken.

Van voordeur tot landschap

Andersen heeft voor provincie Utrecht in co-creatie met een pallet aan stakeholders twee instrumenten ontwikkeld om tot een geïntegreerde inrichting van de leefomgeving te komen. Andersen: ‘Het eerste instrument is ‘van voordeur tot landschap’, welke de verschillende schakels benoemt die mens, plant en dier vanaf de voordeur tot het landschap nodig hebben. Dit voorkomt een focus op dat ene natuurgebied, dat weliswaar door natuurliefhebbers frequent wordt bezocht, maar waar de gemiddelde dorps- of stadsbewoner amper aandacht voor heeft. Het gaat hierbij om subtiele zaken als een bankje in de wijk, een groenzone, een fietspad, een bloemenstrook langs een akker. De inrichting van de leefomgeving is een product van de gemeenschap; niet van een ambitieuze stedenbouwkundige of landschapsarchitect.’

AM Landskab | Groene Schakels van voordeur tot landschap

Schijf van 5

‘Het tweede instrument betreft de Schijf van 5, waar bij de inrichting van de Groene Schakels rekening wordt gehouden met de waterbalans, biodiversiteit, toegankelijkheid, de gezonde mens en niet in de laatste plaats: identiteit. Breng alle stakeholders exact in beeld: beslissers, profiteurs, betalende en direct betrokkenen. Een gebied moet zowel droge als natte periodes kunnen opvangen en bevat veerkrachtige ecosystemen en soortenrijkdom. De omgeving is van voordeur tot landschap toegankelijk voor de bewoners en draagt met groen en water bij aan de fysieke, mentale en sociale gezondheid. De identiteit wordt bepaald door de eigenheid, het karakter en de essentie van een specifieke locatie. Wat is de geschiedenis, de beleving van de plek. Veelal zijn het de boeren die deze geschiedenis als geen ander doorvoelen. Als deze identiteit geen onderdeel uitmaakt van een inrichtingsplan is het gedoemd te mislukken. Wanneer je ontwerpt volgens de Groene Schakels, gecombineerd met Schijf van Vijf, wordt de omgeving automatisch natuurinclusief, klimaatadaptief en inclusief vormgegeven. De buitenruimte krijgt bovendien betekenis voor mensen en een eigen identiteit; er bestaan geen anonieme ‘restruimtes’ meer.’ 

AM Landskab | Schijf van 5

Bring something to the table

‘De vraag die provincies en gemeenten zichzelf moeten stellen is: wat brengen ze zelf mee? Wat brengen ze op tafel dat ook voor boeren interessant is? Het doordrukken van een intrinsiek ideaalbeeld over de buitenruimte is niet effectief. Leg een inrichtingsplan niet als een dwingend dictaat op. Zoek naar oplossingen langs de randen. Boeren met nevenactiviteiten hebben er belang bij dat burgers langs hun boerderijen komen. Boeren die daarentegen het accent leggen op voedselproductie en/of vogelbeheer kun je bijvoorbeeld tegemoetkomen door hun percelen met een diversiteit aan gebiedseigen hagen te omringen, waarlangs een wandelpad loopt. Natuurvriendelijk, geen onoverkomelijke impact voor de bedrijfsvoering, terwijl loslopende honden worden geweerd, vooral als je soorten zoals sleedoornhagen kiest. Vooral in weidevogelrijke gebieden wil je geen loslopende honden in de percelen. Op een dergelijke manier kun je toch recreatie combineren met weidevogelbeheer. Kijk verder dan de aanleg van natuurelementen, maar maak ook afspraken over het beheer. Nederland is te klein om voor alle opgaven waarvoor we staan (transitie landbouw, natuur, watermanagement, recreatie, energie) aparte gebieden aan te wijzen: integraliteit is dé oplossing.’

5 P’s voor ontwerp van de leefomgeving

Het besef dat alleen in gezamenlijkheid, bottom-up in plaats van top-down, tot goede planvorming gekomen kan worden, wordt door Andersen extra benadrukt door naast de welbekende 3 P’s van People, Planet en Profit nog 2 P’s toe te voegen: Place en Public. Andersen: ‘Iedere plaats heeft zijn eigen identiteit. Het is dus zinloos inrichtingsplannen te kopiëren. Iedere plaats vergt onderzoek, integratie, contact en dialoog. Ga naar de mensen toe. Daarnaast is public iets anders dan people. Bij people staat het individuele belang voorop, terwijl bij public gekeken wordt naar het gemeenschappelijke, publieke belang. Door people en public uit elkaar te trekken, worden gesprekken overzichtelijker en duidelijker. Luister, stel vragen, wees empathisch; spreek de taal van de mensen. Begin dus nooit met een kaart, waarin je je persoonlijke ideeën als ontwerper projecteert. De commotie na de publicatie van het stikstofkaartje van Van der Wal spreekt in dit verband boekdelen.’

© AM Landskab | 5 P’s

‘Mijn ervaring is dat er veel meer mogelijk is, dan gemeenten en provincies voor mogelijk houden. Gewoon door anders te kijken naar samenwerking. Projectontwikkelaars focussen zich vooral op het behalen van hun exploitatie. Begrijpelijk, maar zo mis je de grootste kansen. Zodra je de aandacht verlegt naar échte samenwerking en participatie, ontstaat er ruimte. Andere partijen brengen ook budget mee. Procedures worden sneller. Kosten dalen. Het resultaat? Meer geld voor hetzelfde project.’

Andersen besluit: ‘Als je een plan maakt voor een gebied waar boeren zitten, dan ga je als ontwerper met die boeren in gesprek. Als je participatiebijeenkomsten organiseert, waar alleen dezelfde homogene groep op afkomt – vooral wit, hoogopgeleid, 50+ – dan moet je heel andere vormen van bijeenkomsten bedenken. Als je ideeën hebt voor water-, groen- en recreatiestructuren, leg dan je principes eerst voor aan de grondeigenaren en pols je wie er warm voor lopen, vóórdat je ze op de kaart intekent. Het is tijd dat ons vak de stap maakt naar echte dialoog met echte mensen, op echte plekken. Minder theoretisch onderzoek en desktoptekeningen; meer werken met de weerbarstige werkelijkheid. Daar ligt de échte meerwaarde van ons vak anno nu. Dán kunnen waardevolle nieuwe leefomgevingen veel sneller gerealiseerd worden. Kijk maar naar het Deense Groene Landbouwakkoord tussen regering, overheden, landbouw- én natuurorganisaties dat in slechts drie maanden tot stand kwam.’

Landschapsarchitect Anne-Mette Andersen: ‘Het is tijd dat ons vak de stap maakt naar echte dialoog met echte mensen, op echte plekken.’

Deel dit bericht: