In de journalistieke en commerciële media en op scholen wordt het platteland bij voorkeur afgespiegeld als kleinschalig, pittoresk en aaibaar. Het refereert naar het ‘Ot en Sien’ tijdperk, twee cultfiguren uit de vorige eeuw – grootmoederstijd – met een grote populariteit.
Met een beschrijving van het dagelijkse huiselijke gezinsleven van Ot en Sien wilden de auteurs Ligthart en Scheepstra het huiselijke dagelijkse leven van een plattelandsgezin als voorbeeld stellen “waar van jongsaf Vader en Moeder met elkaar en met de kinderen omgaan, waar een beschaafde, welwillende toon heerscht, waar de ouders dag aan dag een levend voorbeeld geven van vriendelijkheid, inschikkelijkheid, opofferingsgezindheid, en niet alleen jegens elkander en de kinderen, ook jegens de dienstboden en de gasten”.
De werkelijkheid op het platteland matcht niet met deze idyllische omschrijving en roept in veel gevallen vraagtekens op. De tijd staat ook op het platteland niet stil. Schaalvergroting en productieoptimalisatie deden hun entree als antwoord op de vraag naar voldoende, veilig en gezond voedsel. Voedselmakers leveren datgeen waar de samenleving om vraagt. De productie van voedsel staat bol van innovaties. Innovaties waar we TROTS op mogen zijn en die we alleen wél moeten laten ZIEN: TROTS&ZIEN.
Betekent dit automatisch dat alles bij het oude blijft? Integendeel. Veranderende behoeftes leiden tot aanpassingen, waarbij nog nadrukkelijker wordt gekeken naar dierwelzijn, natuurbehoud, gezondheid en biodiversiteit. Stad en platteland kunnen niet zonder elkaar: we moeten met elkaar in gesprek blijven!